Inkwartiering in Gilze en Rijen
Na de Belgische opstand moesten er in de loop van de winter van 1830-1831 ruim 36.000 militairen buiten de garnizoenen in Noord-Brabant worden ondergebracht. Het waren vooral boeren en burgers die de soldaten in hun huizen en schuren ontvingen. Inkwartiering werd in vele dorpen en steden tijdens de “status-quo-tijd” een bekend verschijnsel. Op een totaal inwoneraantal in Noord-Brabant van ongeveer 380.000, maakten de militairen zo’n tien procent van de totale bevolking uit. En dan te bedenken dat de soldaten voornamelijk in de buurt van de grensstreek verbleven. Gilze en Rijen werd daarbij bepaald niet gespaard.
De eerste troepen meldden zich hier in november 1830. Ruim vierhonderd soldaten en officieren van de tweede infanteriedivisie onder leiding van luitenant-generaal Van Saksen-Weimar werden bij de bewoners ondergebracht. Het aantal ingekwartierde militairen groeide in de loop van de volgende jaren nog verder tot bijna zeshonderd. De gemeente telde in die tijd 2323 zielen - waarvan 536 in Rijen – verdeeld over 474 huishoudens. Dit betekende dat er in het overgrote deel van de woningen militairen en, indien stalruimte aanwezig, paarden verbleven. De verhouding vreemdeling – Brabander in de gemeente was meer dan het dubbele van het gemiddelde in de gehele provincie. Gilze en Rijen heeft in deze periode dan ook aan haar maximale inkwartieringscapaciteit gezeten en soms ver daarover.