Zon- en feestdagen, krijgsoefening, wapenschouw, vermaak en spektakel
In de tweemaal zes zomerweken dat de twee divisies infanterie na elkaar in het kamp bij Rijen verbleven, was het niet altijd discipline en routine wat de klok sloeg. Ze besteedden niet elke dag en elk uur aan militaire oefeningen en exercities.
De zondag verschilde geheel van de andere dagen en een punt van rust voor velen was de godsdienstoefening op die dag. Het leger kleedde zich om 08.00 uur in groot tenue, en de manschappen zonder wapens. De troepen werden voor het centrum van elke brigade geformeerd (de kerkparade) en de protestanten en katholieken liepen onder begeleiding naar de plek van bestemming (de kerkmars). De godsdienstoefening duurde van 09.00 uur tot 10.30 uur.
Om 12.00 uur marcheerden de bataljons op zondagen gewapend naar de heide waar ook de Jagers van Van Dam, die in Gilze waren ingekwartierd, zich aansloten evenals de in de omtrek gelegen cavalerie en artillerie. Dit indrukwekkende leger, vaak bestaande uit dertienduizend manschappen, trok dan langs prins Frederik die was omringd door zijn “luisterijken te paard gezeten staf”. Vaak was bij deze ‘zondagse parade ook de kroonprins en zijn gezin aanwezig die dan vanuit zijn hoofdkwartier in Tilburg naar Rijen kwam.
Op vele tenten wapperden de vaandels toen prins Frederik op 18 juni 1831 het tentenkamp bij Rijen binnenreed. Door D.T. Gevers van Endegeest (Atlas van Stolk, Rotterdam).
Het kamp bij Rijen was een toeristische trekpleister voor de mensen uit de nabijgelegen steden en dorpen. Bij mooi weer kwamen er honderden vreemdelingen op deze gebeurtenissen af. Alle koffiehuizen waren dan bezet en ook poffertjes- en wafelkramen stalden buiten hun waren uit “in koperen vaten, gloeiende pannen en op knetterende houtvuren”, terwijl daarbinnen “schalkse boerinnetjes onder kout (een babbeltje) en gebak fraterniseerden (verbroederen) met de landsverdedigers”. Op de weg langs het kamp krioelde het van de wandelaarsters, “gekleed in brede hoepelrokken, op de borst gekruiste bonte doeken, brede kanten mutsen en lange, gouden oorbellen, die zich aan de arm van een militair vergapen aan het tentenkamp”.
Uit de beschrijving van Van Sluijs de Quack valt op te maken dat de lokale boerenbevolking van Rijen deze periode toch wel als zeer bijzonder moet hebben ervaren: “bij deze onophoudelijke beweging van zoo vele duizenden menschen, sierlijke rijtuigen, fraai opgetuigde paarden, schitterende uniformen en welluidende muzijk, de (…) koffijhuizen en winkels alle met vlaggen, ja sommigen met (…) wapperende vaandels versierd waren, dan kan men zich een denkbeeld vormen welk vrolijk schilderachtig en tevens trotsch gezigt, het geheel opleverde”.
In de “status quo tijd” die op de Tiendaagse Veldtocht volgde werd er jaarlijks door de dagbladen verslag gedaan van de feestdagen, krijgsoefeningen en wapenschouwen die in en om het kamp bij Rijen gevierd werden en plaatsvonden. Maar ook rondtrekkende theater- en muziekgezelschappen bezochten het kamp regelmatig. Opera’s en toneelstukken werden opgevoerd in een speciale tent in het centrum van het kamp. In die tijd beroemde goochelaars en acrobaten zoals Bamberg en Niemeczek vertoonden eveneens hun kunsten aan de manschappen.